Kortedarmsyndroom
Het kortedarmsyndroom (short bowel syndrome) wordt gekenmerkt door een tekort aan goed functionerend darmweefsel.
Wat is het kortedarmsyndroom?
Het kortedarmsyndroom (short bowel syndrome) wordt gekenmerkt door een tekort aan goed functionerend darmweefsel. Normaal gesproken heeft een volwassen persoon een dunne darm van ongeveer vijf meter lang en een dikke darm van ruim een meter lang. De dikke darm gaat over in de endeldarm.
Bij het kortedarmsyndroom is met name de dunne darm grotendeels afwezig of de dunne darm functioneert niet (darmfalen). De dunne darm heeft een grote reservecapaciteit. Het verwijderen van ongeveer de helft van de dunne darm geeft doorgaans nauwelijks klachten. We spreken van het kortedarmsyndroom als je minder dan ongeveer twee meter dunne darm hebt. Als je minder dan twee meter dunne darm hebt, kunnen verschillende klachten ontstaan. Met name de verminderde opname van voedingsstoffen kan problemen veroorzaken. Deze verminderde opname van belangrijke voedingsstoffen wordt ook wel malabsorptie genoemd. Jonge kinderen kunnen nog goed groeien met veel minder dan twee meter dunne darm. Dit komt door het grote aanpassingsvermogen van de darm op jonge leeftijd.
De dunne darm heeft dus een grote reservecapaciteit. Daarnaast heeft zowel de dunne darm als de dikke darm een aanpassingsvermogen. Dit wordt ook wel adaptatie genoemd. Door het aanpassingsvermogen kunnen de dunne en dikke darm functies overnemen van het deel van de darm dat verwijderd is. Hierdoor nemen klachten vaak af in de maanden en jaren na een operatie. Bij kinderen is het aanpassingsvermogen meestal groter dan bij volwassenen.
Oorzaken van het kortedarmsyndroom
Normaal gesproken is de dunne darm ongeveer vijf meter lang. Het kortedarmsyndroom ontstaat bij volwassenen wanneer iemand minder dan twee meter dunne darm heeft. Dit kan het gevolg zijn van:
- Herhaalde darmoperaties bij bijvoorbeeld de ziekte van Crohn (een chronische darmontsteking) of andere aandoeningen.
- Een ernstig ongeval.
- Een volvulus (kronkel) in de dunne darm waardoor een gedeelte van de dunne darm afgekneld raakt en afsterft.
- Trombose (een bloedstolsel) in de darmslagader waardoor de doorbloeding van de dunne darm is belemmerd. Als gevolg hiervan kan dunne darmweefsel afsterven.
Klachten bij het kortedarmsyndroom
Meestal ontstaan er pas klachten wanneer iemand minder dan twee meter dunne darm over heeft. Er is dan onvoldoende dunne darm om alle belangrijke voedingsstoffen uit de voeding op te nemen. Hoe korter het resterende deel van de dunne darm is, hoe ernstiger de klachten meestal zijn. De klachten nemen toe wanneer ook (een deel van) de dikke darm is verwijderd. Als de dunne darm langer is dan twee meter kan het lichaam zich vaak goed aanpassen aan de nieuwe situatie.
Klachten die horen bij het kortedarmsyndroom zijn:
- gewichtsverlies;
- diarree (vettige);
- vermoeidheid.
Het lichaam kan de benodigde voedingsstoffen niet opnemen uit de voeding. Hierdoor verdwijnen belangrijke voedingsstoffen zoals eiwitten, vitamines en mineralen met de ontlasting uit ons lichaam. Op den duur ontstaan er tekorten aan deze voedingstoffen waardoor klachten ontstaan zoals:
- botontkalking;
- nachtblindheid;
- huidbloedingen;
- bloedarmoede.
Wanneer ook een deel van de dikke darm is verwijderd, kunnen extra problemen ontstaan. Dit heeft te maken met de klep van Bauhin die op de overgang van de dunne naar de dikke darm zit. Deze klep van Bauhin zorgt er normaal gesproken voor dat de dikke darminhoud en dikke darmbacteriën niet terug kunnen stromen naar de dunne darm. Als deze overgang van de dunne naar de dikke darm en de klep van Bauhin verwijderd zijn, kunnen extra klachten ontstaan. Bacteriën uit de dikke darm kunnen in het resterende deel van de dunne darm terechtkomen. Hierdoor kun je last krijgen van extra vetdiarree en verlies van vocht en mineralen.
Complicaties die op kunnen treden bij het kortedarmsyndroom zijn galstenen en nierstenen.
Diagnose van het kortedarmsyndroom
De diagnose wordt gesteld aan de hand van de lengte van het resterende deel van de dunne darm. Wanneer dit minder dan twee meter is, spreekt men van het kortedarmsyndroom. Door middel van bloedonderzoek, urineonderzoek en ontlastingsonderzoek wordt regelmatig onderzocht of je tekorten hebt aan belangrijke voedingsstoffen.
Behandeling van het kortedarmsyndroom
De behandeling is afhankelijk van de lengte van het resterende deel van de dunne en de dikke darm. Daarnaast wordt de behandeling bepaald door de ernst van de klachten en de tekorten aan voedingsstoffen die kunnen ontstaan. De behandeling kan per persoon verschillen. Begeleiding van een diëtist is noodzakelijk. Onderstaande behandelingen (of een combinatie van sommige behandelingen) zijn mogelijk.
Een dieet
Milde vormen van het kortedarmsyndroom kunnen behandeld worden met een verhoogde voedselinname. Dit kan bijvoorbeeld door vaker kleine maaltijden te nemen en energierijke tussendoortjes te gebruiken. Eventueel kan extra sondevoeding (tijdens de nacht) of drinkvoeding voorgeschreven worden.
Er geldt een aantal algemene voedingsadviezen voor mensen met het kortedarmsyndroom. Daarnaast zal jouw specialist, eventueel in samenwerking met een diëtist, een persoonlijk voedingsadvies opstellen. Dit voedingsadvies is afgestemd op de tekorten die er bij je zijn vastgesteld. Als het nodig is, zal de specialist hierbij voedingssupplementen voorschrijven. De algemene voedingsadviezen voor mensen met het kortedarmsyndroom vind je bij tips.
Een operatie bij kinderen
Bij kinderen zijn soms operaties mogelijk waardoor het functionerend darmoppervlak vergroot wordt. Bij volwassenen is dit niet mogelijk.
Een dunnedarmtransplantatie
Dit is een zeer ingrijpende en moeilijke transplantatie die uitkomst kan bieden als TPV faalt. TPV kan falen door het ontstaan van leverschade, ernstige infecties, gebrek aan toegang tot de bloedbaan of een slechte kwaliteit van leven. Wereldwijd hebben minder dan 2000 mensen een darmtransplantatie ondergaan. In Nederland is een darmtransplantatie zowel bij kinderen als volwassenen mogelijk. De dunnedarmtransplantatie kan soms plaatsvinden in combinatie met transplantatie van andere organen.
Medicijnen
Jouw arts kan de volgende medicijnen voorschrijven om klachten te verminderen en complicaties te voorkomen:
Dit kun je zelf doen bij het kortedarmsyndroom
Tips en adviezen bij het kortedarmsyndroom
We houden je graag op de hoogte
MDL Fonds geeft je graag betrouwbare en juiste informatie. Ben je blij met onze voorlichting? Steun ons! Want MDL Fonds ontvangt geen subsidie. We zijn volledig afhankelijk van donateurs.
Colofon
Deze informatie is geschreven door het MDL Fonds.
In samenwerking met:
Drs. Jeroen Jansen, MDL-arts
Dr. Alfons Geraedts, MDL-arts
Dr. Rob Ouwendijk, MDL-arts
Dr. Mark van Berge Henegouwen, GI-chirurg
Dr. Christianne Buskens, GI-chirurg
Laatst herzien:
2013