Doneer

Slokdarmkanker

Bij slokdarmkanker is er een kwaadaardige tumor in de slokdarm ontstaan. Voor slokdarmkanker wordt vaak de naam oesofaguscarcinoom gebruikt.

Slokdarmkanker
Download de brochure

Wat is slokdarmkanker?

Bij slokdarmkanker is er een kwaadaardige tumor in de slokdarm ontstaan. Voor slokdarmkanker wordt vaak de naam oesofaguscarcinoom gebruikt. De medische naam voor slokdarm is ‘oesofagus’. En ‘carcinoom’ is een ander woord voor een kwaadaardige tumor of kanker.

Feiten en cijfers

  • Elke dag krijgen in Nederland 7 mensen te horen dat ze slokdarmkanker hebben (2.675 per jaar). Het aantal nieuwe gevallen neemt elk jaar toe.
  • Er overlijden 6 Nederlanders per dag aan deze ziekte.
  • Slokdarmkanker wordt meestal vastgesteld bij mensen van 60 jaar en ouder.
  • Omdat slokdarmkanker vaak pas laat wordt ontdekt, is 5 jaar na de diagnose ongeveer 24% van de patiënten nog in leven.
  • Nederland staat 1e op de ranglijst van Europese landen waar slokdarmkanker het meest voorkomt.

Oorzaken van slokdarmkanker

De precieze oorzaak van slokdarmkanker is onduidelijk. Wel zijn er factoren bekend die het risico op het ontstaan van een tumor in de slokdarm vergroten. Deze risicofactoren verschillen waarschijnlijk per type slokdarmkanker en per persoon. Voeding en leefstijl spelen bij slokdarmkanker een grote rol. Ook roken vergroot het risico op slokdarmkanker.

Risicofactoren van slokdarmkanker

Sommige factoren vergroten de kans op slokdarmkanker, we noemen dit ook wel risicofactoren. De risicofactoren voor slokdarmkanker zijn:

Roken en alcohol zijn belangrijke risicofactoren voor het ontstaan van slokdarmkanker. Het risico neemt sterk toe als er meer dan 8 glazen alcohol per dag worden gedronken of als er meer (>25 sigaretten) of zwaardere tabaksproducten worden gerookt. Ook na het stoppen met roken blijft de kans op slokdarmkanker nog vele jaren hoger dan bij mensen die niet roken. Alcohol drinken én roken is extra schadelijk.

Brandend maagzuur (reflux) kan bijdragen aan het ontstaan van slokdarmkanker. Als er vaak maagzuur terugstroomt in de slokdarm, beschadigen de cellen in het onderste deel van de slokdarm en het bovenste deel van de maag. Dit kan leiden tot een chronische slokdarmontsteking en uiteindelijk tot een blijvende weefselverandering van de slokdarm: een Barrett-slokdarm. Een op de tien mensen die een endoscopisch onderzoek ondergaan vanwege klachten van brandend maagzuur blijkt een Barrett-slokdarm te hebben, het merendeel dus niet. Van de mensen met een Barrett-slokdarm krijgt minder dan vijf procent slokdarmkanker. Daarmee is de kans op slokdarmkanker verhoogd, maar nog steeds klein. Mensen met een Barrett-slokdarm worden regelmatig gecontroleerd om eventuele kanker vroeg te ontdekken en te kunnen behandelen.

Er lijkt een verband te zijn tussen het eten van weinig fruit en groente en het ontstaan van slokdarmkanker. Daarbij verkleint een gezond en gevarieerd voedingspatroon de kans op vele vormen van kanker, waaronder slokdarmkanker.

Met een toenemende Body Mass index (BMI) neemt ook het risico op slokdarmkanker toe. Te veel vetweefsel in de buik vergroot de kans op een niet goed sluitende maagklep, waardoor maagzuur makkelijker in de slokdarm terugstroomt. Lange periodes van brandend maagzuur vergroten de kans op een Barrett slokdarm en op slokdarmkanker.

Achalasie is een risicofactor voor slokdarmkanker. Achalasie is een bewegingsstoornis van de slokdarm. Voedsel kan niet goed door de slokdarm heen en hoopt zich op boven het sluitspiertje. Hierdoor zet de onderkant van de slokdarm uit. Achalasie is een vrij zeldzame aandoening. De klachten ontstaan meestal tussen het 20ste en 40ste levensjaar. De kans op slokdarmkanker is het hoogst in het eerste jaar na de diagnose, maar ook daarna is er een verhoogd risico.

Mensen die in het verleden bestraald zijn op het borstbeen, bijvoorbeeld bij borstkanker, hebben daarna een iets grotere kans om slokdarmkanker te krijgen.

Mogelijk kunnen ook extreem hete dranken bijdragen aan het ontstaan van slokdarmkanker. Het drinken van maté (zoals volgens traditie in Zuid-Amerika: zeer heet via een metalen rietje) lijkt de kans op slokdarmkanker te vergroten.

Er is nog veel onduidelijkheid over de rol van erfelijkheid bij het ontstaan van slokdarmkanker. Er wordt aangenomen dat bij een klein aantal van de gevallen van slokdarmkanker er mogelijk sprake is van een erfelijke aanleg. Welke genen hierbij betrokken zijn, is nog onbekend.

Verklein je kans op slokdarmkanker  

  • Rook niet. Roken verhoogt de kans op slokdarmkanker. Het kan de slokdarm irriteren en langdurige schade veroorzaken.
  • Drink geen alcohol. Er is overtuigend bewijs dat alcohol schadelijk voor je is. Vooral in combinatie met roken. Ook kleine hoeveelheden zijn niet goed voor je. Geen alcohol drinken is het gezondst.
  • Eet gezond, vezelrijk en varieer.  Lees hier meer over vezelrijke voeding.
  • Zorg voor een gezond gewicht. Overgewicht, vooral rondom de buik verhoogt de kans op maagzuurklachten, wat een risico kan zijn voor slokdarmkanker.
  • Beweeg voldoende. Het helpt om een gezond gewicht te behouden, maar kan de kans op maagzuurklachten verminderen. Beweeg iedere dag minimaal een half uur. Ga bijvoorbeeld wandelen of fietsen. Kies is wat je leuk vindt.
  • Voorkom brandend maagzuur. Lees hier onze tips over brandend maagzuur.

Klachten bij slokdarmkanker 

Slokdarmkanker veroorzaakt in het begin nog geen klachten. Klachten ontstaan pas wanneer de tumor zich al flink heeft uitgebreid. Hierdoor wordt slokdarmkanker meestal pas laat ontdekt. Hoe eerder de diagnose slokdarmkanker wordt gesteld, des te groter de kans op volledige genezing. Het is daarom belangrijk op tijd naar de huisarts te gaan en niet met klachten te blijven rondlopen. Signalen die kunnen wijzen op slokdarmkanker:

Meest voorkomende klachten

  • Gevoel dat eten niet goed zakt
  • Een teerachtige, pikzwarte ontlasting
  • Langdurige hikklachten
  • Onverklaarbaar gewichtsverlies
  • Pijnlijk en/of vol gevoel in de buurt van het borstbeen
  • Duizeligheid en vermoeidheid
  • Hoesten en verslikken
  • Het braken van bloed
  • Een schorre stem en/of heesheid
  • Verminderde eetlust

Deze klachten hoeven lang niet altijd op slokdarmkanker te wijzen. Ze kunnen ook komen door andere aandoeningen van de slokdarm of maag. Ga bij aanhoudende klachten naar de huisarts. Die kan inschatten of er reden is voor aanvullend onderzoek.

Wanneer naar de huisarts?

Als je klachten hebt die op slokdarmkanker kunnen wijzen, is het verstandig om op tijd naar de huisarts te gaan. De huisarts luistert naar je klachten en zal je lichamelijk onderzoeken. Afhankelijk van je klachten, je leeftijd en de uitkomsten van het lichamelijk onderzoek, kan de huisarts je voor aanvullende onderzoeken doorverwijzen naar een maag-darm-leverarts (MDL-arts) of internist in het ziekenhuis.

Let op

Bij bloed in de ontlasting, is het altijd verstandig om een afspraak te maken met je huisarts.

Diagnose van slokdarmkanker

Als je klachten of symptomen hebt die op slokdarmkanker kunnen wijzen, stuurt de huisarts je door naar een maag-darm-leverarts (MDL-arts) of internist in het ziekenhuis voor aanvullend onderzoek.

In het onderzoek krijg je een endoscopie. Dit is een kijkonderzoek met een flexibele slang met een lampje en een camera (endoscoop). Als er gekeken wordt naar de slokdarm, maag en het eerste deel van de dunne darm (twaalfvingerige darm), dan wordt dit kijkonderzoek een gastroscopie genoemd.

Bij een gastroscopie wordt de binnenkant van de slokdarm bekeken met een endoscoop. Dit is een dunne, flexibele slang die via de mond in de slokdarm wordt geschoven. Het lampje en de camera aan het uiteinde van de slang zorgen ervoor dat de arts de slokdarm goed kan bekijken. Tijdens het kijkonderzoek neemt de arts een stukje weefsel weg uit de slokdarm. Dit heet een biopsie. Hier voel je niets van. Het weggenomen stukje weefsel wordt onder de microscoop bekeken. Als er kwaadaardige cellen in zitten, is er sprake van slokdarmkanker.

Aanvullende onderzoeken bij slokdarmkanker

Als de diagnose slokdarmkanker is gesteld, worden er aanvullende onderzoeken gedaan om te bekijken hoe ver de tumor is gegroeid. Ook onderzoekt de arts of de tumor is uitgezaaid naar andere organen, zoals de lymfeklieren, de longen of de lever. Deze factoren bepalen het stadium van de slokdarmkanker. Dit is belangrijk omdat het stadium van de ziekte bepaalt welke behandeling mogelijk is. Er zijn verschillende aanvullende onderzoeken mogelijk. Je arts bepaalt welke onderzoeken bij jou nodig zijn om het stadium van de slokdarmkanker te bepalen.

Een echo van het halsgebied kan eventuele uitzaaiingen naar de lymfeklieren in de hals zichtbaar maken. Bij een echo worden afbeeldingen gemaakt met behulp van geluidsgolven. Via een echoapparaat dat de arts over je hals beweegt, wordt een beeld gevormd van verschillende soorten weefsels. Een echo is een eenvoudig en pijnloos onderzoek.

Met een punctie kan de arts weefsel wegnemen, bijvoorbeeld om te bepalen of er uitzaaiingen zijn in de lymfeklieren in de hals of in de lever. Bij een punctie prikt de arts met een speciale naald van buitenaf door de huid in het afwijkende weefsel en haalt er een stukje uit (biopt). Het afwijkende weefsel wordt vervolgens onderzocht onder de microscoop. Bij een echogeleide punctie wordt eerst met behulp van een echo de exacte plaats van de afwijking bepaald. Een punctie kan heel even heel pijnlijk zijn.

Om uitzaaiingen in het lichaam op te sporen wordt meestal een PET-scan (Positron Emissie Tomografie) uitgevoerd. Kankercellen hebben een verhoogde stofwisseling. Dat betekent dat kankercellen meer suiker gebruiken dan normale cellen. Voorafgaand aan een PET-scan wordt daarom een kleine hoeveelheid radioactief suiker in je bloed gespoten. De plaatsen waar kankercellen zich bevinden, kunnen zo worden opgespoord. Meestal wordt een PET-scan gecombineerd met een CT-scan

Met een CT-scan (of heel soms een MRI-scan) kan ook bepaald worden of de slokdarmtumor in andere organen is doorgegroeid of is uitgezaaid. Bijvoorbeeld in de lever, longen, lymfeklieren, botten of bijnieren. Een CT-scan is een onderzoek met röntgenstralen. Bij een MRI-scan wordt gebruik gemaakt van een sterk magnetisch veld. Tijdens het onderzoek word je heel langzaam door een kokervormige scanner bewogen. De scanner maakt een hele serie gedetailleerde foto’s. Hierop zijn organen, bloedvaten, tumoren en eventuele uitzaaiingen goed te zien. Vaak krijg je van tevoren een contrastvloeistof ingespoten en meestal ook te drinken. Hierdoor worden de afbeeldingen duidelijker.

Als gedacht wordt dat de tumor is doorgegroeid in de luchtwegen kun je een bronchoscopie krijgen. Bij een bronchoscopie wordt de binnenkant van de luchtwegen bekeken met een endoscoop. De endoscoop is een dunne, flexibele slang die via de mond tot in de luchtwegen wordt geschoven. Het lampje en de camera aan het uiteinde van de slang zorgen ervoor dat de arts de luchtwegen (bronchiën) goed kan bekijken. Tijdens een bronchoscopie kan de arts ook kleine stukjes weefsel weghalen (biopsie). Hier voel je vrijwel niets van. De weggenomen stukjes weefsel worden onder de microscoop onderzocht. Om te zorgen dat je weinig last hebt van de bronchoscopie, krijg je meestal een ‘roesje’.

Behandeling van slokdarmkanker 

De behandeling van slokdarmkanker is afhankelijk van het stadium van de kanker. Daarnaast spelen ook persoonlijke factoren een rol. Hoe goed is je lichamelijke conditie? Hoe groot is de slokdarmtumor en zijn er uitzaaiingen? En natuurlijk: wat wil je zelf?

Zo mogelijk krijg je een curatieve behandeling, dit is een behandeling gericht op genezing. Het doel van deze behandeling is het verwijderen van de tumor in de slokdarm. Meestal bestaat de behandeling uit chemoradiatie (een combinatie van bestraling en chemotherapie) en daarna een operatie. Soms bestaat een curatieve behandeling ook uit alleen bestraling en chemotherapie. Er wordt dan niet geopereerd. Dit hangt af van het stadium van de slokdarmkanker, de plaats van de tumor en van je conditie. Je arts bespreekt met je welke behandeling in jouw situatie de beste resultaten kan geven.

Een genezende behandeling is alleen mogelijk als de slokdarmkanker in een vroeg stadium is vastgesteld. Bijna de helft van de mensen met slokdarmkanker komt in aanmerking voor een curatieve behandeling. Als de slokdarmkanker pas laat wordt ontdekt, zijn er minder behandelmogelijkheden. In een vergevorderd stadium is meestal alleen een palliatieve behandeling mogelijk. Dit is een behandeling met als doel de ziekte af te remmen en klachten te verminderen. Er zijn bij de behandeling van slokdarmkanker verschillende behandelingen mogelijk:

Endoscopische behandeling

Als de diagnose slokdarmkanker heel vroeg wordt gesteld, kun je soms endoscopisch behandeld worden. Het kwaadaardige weefsel wordt dan via de mond uit de slokdarm verwijderd. Een endoscopische behandeling is alleen mogelijk bij voorlopercellen van slokdarmkanker of bij zeer oppervlakkige tumoren. 

Bij een endoscopische behandeling gaat de maag-darm-leverarts (MDL-arts) met een flexibele, holle slang (endoscoop) via de mond in de slokdarm. Op de top van de endoscoop zijn een lampje en een videocamera bevestigd. Door de endoscoop schuift de arts instrumenten op om de behandeling uit te voeren. 

Groot voordeel van een endoscopische behandeling is dat de slokdarm behouden blijft. Een endoscopische behandeling is veel minder ingrijpend dan een operatie en kan meestal poliklinisch worden uitgevoerd. Er is geen uitwendige operatiewond, doordat de ingreep via de mond gaat. 

Toch kunnen ook bij een endoscopische behandeling complicaties ontstaan. Je arts zal deze van tevoren met je bespreken. Na een endoscopische behandeling blijf je onder controle bij de MDL-arts. 

Er bestaan verschillende endoscopische behandelingen bij slokdarmkanker: 

Bij deze behandeling worden de oppervlakkige lagen van de slokdarmwand (met het aangedane weefsel) verwijderd. Een endoscopische resectie kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Je arts kan je hierover meer vertellen. Bij EMR is er een kleine kans op het ontstaan van een gaatje in de slokdarmwand (slokdarmperforatie).

Het weefsel dat de arts met EMR weghaalt, wordt onder een microscoop onderzocht. Dan kan pas met zekerheid vastgesteld worden of de tumor inderdaad oppervlakkig is. Wanneer blijkt dat de tumor toch dieper gegroeid is, moet alsnog geopereerd worden. Er wordt ook geopereerd als na onderzoek blijkt dat de tumor kwaadaardige kenmerken heeft die de kans op uitzaaiingen in de lymfeklieren vergroten.

Ablatie therapie is een endoscopische behandeling waarmee afwijkend en onrustig weefsel in de slokdarm weggebrand wordt. Ablatie betekent wegbranden. Er zijn verschillende soorten ablatie therapie:

Radiofrequente mucosale resectie (RFA)
Bij deze behandeling wordt gebruik gemaakt van hittestralen om het afwijkende weefsel in de slokdarm te vernietigen. Na RFA wordt een lange tijd een hoge dosis maagzuurremmers gegeven. Hierdoor ontstaat er weer gezond slokdarmweefsel op de plaats waar het afwijkende weefsel zat. 

Argon plasma coagulatie
Bij deze behandeling wordt een dun kunststof slangetje (katheter) via de mond in de slokdarm gebracht. Via dit slangetje stroomt argongas dat een elektrische stroom naar het afwijkende weefsel geleidt. Dit is te vergelijken met een ‘minivlammenwerper’ die de oppervlakkige lagen van de slokdarm wegbrandt. 

Operatie

Een operatie is de standaardbehandeling als een endoscopische behandeling niet mogelijk is en er geen uitzaaiingen zijn. De chirurg verwijdert tijdens de operatie de tumor en het omliggende weefsel met lymfeklieren. Voorafgaand aan de operatie krijg je chemoradiatie, een combinatie van bestraling en chemotherapie. Dit vergoot de kans om de tumor volledig en blijvend weg te kunnen halen.

De operatie kan via de borstkas, de buik en de hals worden uitgevoerd. Dit hangt af van eventuele klieren die zich in de borstholte bevinden en van de hoogte van de tumor in de slokdarm. Je arts informeert je over de verschillende operatietechnieken en welke bij jou het beste resultaat kan geven. 

Een slokdarmoperatie is een ingrijpende operatie. Een voorwaarde voor een slokdarmoperatie is dat je een goede conditie hebt. Als je voorafgaand aan de operatie niet goed kunt eten of als je veel bent afgevallen, kan je ook via de arts of diëtist dieetvoeding, drinkvoeding krijgen en zo nodig sondevoeding.  

Steeds vaker wordt een slokdarmtumor verwijderd met een kijkoperatie. De chirurg opereert dan via een paar kleine sneetjes in de buik en borstkas. Een thoracoscopie is een kijkoperatie via de borstkas. Een laparoscopie is een kijkoperatie via de buik. Het voordeel van een kijkoperatie is dat de wonden veel kleiner zijn. Ook treden er meestal minder complicaties op. Je herstelt hierdoor sneller. Je arts bespreekt met je of een kijkoperatie mogelijk is.

Een buismaag-operatie is de operatie die het meest wordt uitgevoerd bij slokdarmkanker. In de meeste gevallen gaat het daarbij om een tumor onder in de slokdarm. De chirurg verwijdert de tumor en het omliggende weefsel. Vaak moet ook het bovenste deel van de maag verwijderd worden. De chirurg maakt van de maag een soort buis (buismaag). De buismaag wordt naar boven geplaatst in de borstholte en aan het overgebleven deel van de slokdarm vastgemaakt.

Na de operatie 

Na een slokdarmoperatie ga je, via de Intensive Care of de uitslaapkamer, naar de verpleegafdeling om te herstellen. De eerste tijd na de operatie mag je nog niet normaal eten. De littekens die zijn ontstaan moeten eerst goed genezen. Je krijgt voeding daarom op een andere manier: 

  • Meestal krijg je na de operatie sondevoeding. Dat kan via een dun slangetje dat via je neus in de dunne darm wordt gebracht. Of via een voedingsstoma. Als je een voedingsstoma krijgt, maakt de chirurg via de buikwand een opening naar de dunne darm. Voeding komt zo direct in je dunne darm terecht.
  • In enkele gevallen is sondevoeding niet (meteen) mogelijk. In dat geval wordt de voeding direct in je bloed gebracht via een infuus. Dit wordt parenterale voeding genoemd.

Na een slokdarmoperatie kun je verschillende klachten hebben. Bijvoorbeeld passageklachten, slikklachten of terugstromend maagzuur of gal. Welke klachten ontstaan, verschilt per persoon en is ook afhankelijk van de operatietechniek. Veel klachten verminderen na verloop van tijd, omdat je lichaam zich aanpast aan de nieuwe situatie. Sommige klachten zijn echter blijvend.

Chemoradiatie, bestraling en chemotherapie

Bij chemoradiatie of chemoradiotherapie worden twee behandelingen tegelijk ingezet: chemotherapie en bestraling. Chemoradiatie wordt ingezet als: 

Voorbehandeling voor een operatie (neoadjuvante chemoradiatie)
Als verwacht wordt dat de slokdarmtumor met een operatie te verwijderen is, word je voorafgaand aan de operatie standaard met chemoradiatie behandeld. Chemoradiatie vergoot de kans om tijdens de operatie de tumor volledig en blijvend weg te kunnen halen. Alleen als de tumor heel klein is en er geen uitzaaiingen zijn naar de lymfeklieren, wordt er van een voorbehandeling met chemoradiatie afgezien. 

Genezende behandeling zonder operatie
Deze vorm van chemoradiatie duurt langer en is zwaarder dan chemoradiatie als voorbehandeling voor een operatie. Chemoradiatie zonder operatie vindt plaats als: 

  • Je lichamelijke conditie niet goed genoeg is om een operatie te ondergaan. Soms kun je dan later alsnog geopereerd worden.
  • De tumor helemaal bovenaan in je slokdarm zit. Voorheen werd dan geopereerd, waarbij ook het strottenhoofd weggehaald werd. Dit gaf veel klachten na de operatie, zoals niet meer kunnen praten. Daarom worden hele hoge tumoren nu behandeld met chemoradiatie zonder operatie. 

Bestraling of radiotherapie is het bestralen van kankercellen met radioactieve stoffen. De kankercellen worden hierdoor ernstig beschadigd en sterven af. Bestraling wordt (samen met chemotherapie) bijna altijd als voorbehandeling gegeven voor een operatie om de slokdarmtumor te verwijderen. Bestraling kan door de huid heen (uitwendig) of van binnenuit via een slangetje in de slokdarm (inwendig). Ook een combinatie van inwendige en uitwendige bestraling is mogelijk. 

Een arts die gespecialiseerd is in bestraling heet een radiotherapeut. De radiotherapeut stelt een behandelplan op, in overleg met je behandelend arts.

De tumor wordt van buitenaf bestraald. De straling gaat dan door de huid heen naar de tumor. Uitwendige bestraling duurt een paar minuten per behandeling. De behandeling vindt meestal vier of vijf keer per week plaats en je hoeft hiervoor niet in het ziekenhuis te worden opgenomen. Hoelang de totale behandeling duurt, is afhankelijk van je persoonlijke situatie.

Inwendige bestraling wordt ook wel brachytherapie genoemd. De tumor wordt dan van binnenuit bestraald. Dat gebeurt via een klein slangetje dat in de slokdarm wordt gebracht tot dicht bij de tumor. Dit gebeurt meestal eenmalig, in een hoge dosis. Het voordeel van inwendige bestraling is dat er zo min mogelijk gezond weefsel beschadigd wordt. De bestraling duurt enkele minuten tot ongeveer een uur. De behandeling vindt plaats onder een lichte narcose of plaatselijke verdoving. Heel soms is een korte ziekenhuisopname nodig.

De radiotherapeut zorgt ervoor dat de straling zo precies mogelijk op de tumor wordt gericht. Toch kunnen ook de gezonde cellen in de buurt van de tumor beschadigd raken door de straling. Hierdoor kun je last krijgen van bijwerkingen. Gelukkig zijn de bijwerkingen meestal tijdelijk. Dit komt doordat gezonde cellen beter herstellen van de behandeling dan kankercellen.

Bijwerking die kunnen ontstaan na bestraling van de slokdarm zijn vermoeidheid, misselijkheid, een zere keel en een pijnlijke slokdarm. Ook kunnen eventuele passageklachten tijdelijk verergeren, door irritatie van het slijmvlies in de slokdarm. Passageklachten ontstaan als het eten niet goed kan zakken in de slokdarm doordat deze te nauw geworden is.

Chemotherapie is een behandeling met kankerremmende medicijnen. Deze medicijnen worden ook wel cytostatica genoemd. Chemotherapie wordt (samen met bestraling) bijna altijd als voorbehandeling gegeven voor een operatie om de slokdarmtumor te verwijderen. Chemotherapie remt de celdeling. 

Kankercellen zijn gevoelig voor deze medicijnen, omdat kankercelen sneller delen dan gezonde cellen. De medicijnen krijg je meestal via een infuus toegediend. Chemotherapie werkt tegen kankercellen in het hele lichaam. Het is dus niet alleen een behandeling tegen de tumor in de slokdarm, maar ook tegen mogelijke uitzaaiingen. 

Een behandeling met doelgerichte medicijnen wordt ook wel ‘targeted therapy’ of een doelgerichte behandeling genoemd. Een doelgerichte behandeling wordt bijna altijd in combinatie met chemotherapie gegeven. Doelgerichte medicijnen werken alleen bij tumorcellen met een bepaald type eiwit. Ze richten zich specifiek op dit type eiwit en zorgen er zo voor dat de groei van de tumorcel wordt geremd. Een doelgerichte behandeling wordt bijvoorbeeld ingezet als de tumor dicht bij de overgang van de slokdarm naar de maag zit en als er uitzaaiingen zijn.

Een stent of endoprothese 

Als slokdarmkanker niet geopereerd kan worden, kun je door de groeiende tumor steeds meer last krijgen van passageklachten. Eten kan dan niet goed meer zakken in de slokdarm. Er kan dan een stent (buisje) in de slokdarm geplaatst worden. De arts gaat dan met een endoscoop (een flexibele holle buis) via je mond in je slokdarm. Op de hoogte van de tumor wordt de ‘ingeklapte’ stent losgelaten. 

Daar klapt de stent zich uit en zet zich vast in de slokdarmwand. Zo wordt de vernauwde slokdarm opgerekt. Het voedsel kan dan weer beter passeren, waardoor eten makkelijker wordt. Een stent wordt geplaatst onder een ‘roesje’. Daardoor merk je er nauwelijks iets van. Een andere naam voor een stent is een endoprothese.

Slokdarmkanker ontstaat in de slijmvlieslaag van de slokdarm. Hoe verder de tumor door de slokdarmwand heen is gegroeid, hoe verder de ziekte is gevorderd en hoe hoger het stadium. 

Stadia van slokdarmkanker

Om de verschillende stadia van slokdarmkanker te begrijpen, is het nodig kort stil te staan bij de bouw van de slokdarm. De wand van de slokdarm is van binnen naar buiten opgebouwd uit: 

  1. Een slijmvlieslaag; deze bekleedt de binnenkant van de slokdarm. 
  2. Een bindweefsellaag; hierin zitten kliertjes die slijm produceren, waardoor het voedsel makkelijk door de slokdarm glijdt. 
  3. Een spierlaag; de spieren in de slokdarmwand verplaatsen voedsel met samentrekkende (peristaltische) bewegingen naar de maag.

Om het stadium van de slokdarmkanker te bepalen, wordt onderzocht hoe diep de tumor is doorgegroeid en of de tumor is uitgezaaid. Er zijn verschillende manieren om het stadium van slokdarmkanker aan te geven. Over het algemeen worden in patiëntenvoorlichting de stadia hiernaast gebruikt. Stadium 0 is het vroegste stadium en stadium IV is het meest gevorderd en dus het meest ernstig.

Het is belangrijk om te weten dat het volledige stadium van slokdarmkanker uit drie onderdelen is opgebouwd. Deze onderdelen zijn de tumor (T), de lymfeklieren (N) en de uitzaaiingen op afstand (M). Samen vormen zij het zogenaamde TNM-stadium. Elke afzonderlijk onderdeel heeft een getalswaarde. De T kan variëren tussen 1 en 4, de N tussen 0 en 3, en de M kan 0 of 1 zijn. De combinatie van al deze waardes bepaalt uiteindelijk of je stadium 0, I, IIA, IIB, III of IV-slokdarmkanker hebt.

Een uitzaaiing ontstaat doordat kankercellen losraken van de oorspronkelijke tumor. Deze losse klompjes kankercellen kunnen in een van de bloedvaten, lymfevaten of lymfeklieren terecht komen die rond de slokdarm aanwezig zijn. Als de tumor door de slokdarmwand gegroeid is tot in de buik of borstholte, dan kunnen tumorcellen loslaten en zich in de buik of borstholte verspreiden. Hoe dieper de tumor door de slokdarmwand heen groeit, hoe groter de kans is dat er kankercellen losraken en zich verspreiden door het lichaam. Als zo’n losgeraakte kankercel of klompje kankercellen elders in het lichaam gaat ‘nestelen’ ontstaat een uitzaaiing, ook wel een metastase genoemd.

Losgeraakte cellen van een slokdarmtumor nestelen zich vooral in de nabij gelegen (lokale) lymfeklieren, de lever en de longen. Ook kunnen er al vroeg uitzaaiingen ontstaan in andere organen, zoals hersenen, nieren, botten of de huid. Soms komt het voor dat er tumorcellen in de buikholte terecht komen en zich aan het buikvlies hechten.

Stadia van slokdarmkanker  

Er zijn 6 stadia van slokdarmkanker:

  • Stadium 0
    Tumor zit alleen in de slijmvlieslaag van de slokdarm.
  • Stadium I
    Tumor zit alleen in de binnenste laag van de slokdarm.
  • Stadium IIA
    Tumor is tot in de spierlaag (buitenste laag) van de slokdarm gegroeid, maar er zijn geen uitzaaiingen.
  • Stadium IIB
    Tumor is nog niet door de slokdarmwand gegroeid, maar er zijn wel uitzaaiingen in de lokale lymfeklieren.
  • Stadium III
    Tumor is tot in de buitenste laag van de slokdarmwand gegroeid en er zijn uitzaaiingen in de lokale lymfeklieren. Tumor is door de slokdarmwand en in omliggende weefsels gegroeid.
  • Stadium IV
    Tumor is uitgezaaid naar lymfeklieren elders in het lichaam of naar andere organen (bijvoorbeeld longen of lever).

Behandeling per stadium van slokdarmkanker

Aan de hand van het stadium van de slokdarmkanker bepaalt de arts samen met jou welke behandeling mogelijk is. Soms is voor de operatie niet duidelijk of en hoe ver de tumor door de wand van de slokdarm is gegroeid. Ook is het vaak onduidelijk of er uitzaaiingen zijn naar lymfeklieren in de buurt van de tumor. Na de operatie kan het stadium van de slokdarmkanker definitief vastgesteld worden.

Als je slokdarmkanker hebt in een zeer vroeg stadium dan is vaak een endoscopische behandeling mogelijk. De arts gaat dan met een endoscoop (een flexibele holle buis) via je mond in je slokdarm. Door de endoscoop kan de arts instrumenten je slokdarm in schuiven. Met die instrumenten wordt het kwaadaardige weefsel in de slokdarm weggehaald. Deze behandeling kan alleen uitgevoerd worden als de slokdarmkanker beperkt is tot de slijmvlieslaag van de slokdarm. Deze behandeling kan ook uitgevoerd worden bij voorlopercellen van slokdarmkanker of bij een Barrett slokdarm.

Bij slokdarmkanker in een vroeg stadium zijn er geen uitzaaiingen en is een operatie de standaardbehandeling. Voorafgaand aan de operatie krijg je een behandeling met chemoradiatie, een combinatie van chemotherapie en bestraling. Dit vergoot de kans om de tumor volledig en blijvend weg te kunnen halen. 

Soms wordt pas tijdens de operatie duidelijk hoever de tumor precies is doorgegroeid in de slokdarm en of er uitzaaiingen zijn. Als tijdens de operatie blijkt dat de tumor niet in zijn geheel te verwijderen is, kan besloten worden om niet verder te opereren. 

Er zijn verschillende operaties mogelijk bij slokdarmkanker. Welke operatie je krijgt is afhankelijk van de precieze plaats van de tumor in de slokdarm. 

Bij slokdarmkanker in een gevorderd stadium is genezing vaak niet meer mogelijk. Dit is het geval als er uitzaaiingen zijn gevonden. Of als de tumor te ver in omliggende weefsels of organen is gegroeid. De behandeling die je dan krijgt is gericht op het afremmen van de ziekte en het verminderen van klachten. Dit heet een palliatieve behandeling.

Vooruitzichten bij slokdarmkanker 

De vooruitzichten, ofwel de prognose, is afhankelijk van het stadium van de slokdarmkanker. Hoe eerder de ziekte wordt ontdekt, des te beter de vooruitzichten. Van de kleine groep mensen met slokdarmkanker in een zeer vroeg stadium overlijdt bijna niemand aan de ziekte. De vooruitzichten van mensen met uitgezaaide slokdarmkanker zijn veel slechter. 

Bij slokdarmkanker wordt bij het inschatten van de vooruitzichten vaak onderscheid gemaakt tussen twee groepen: 

  1. Mensen die een operatie ondergaan die gericht is op genezing (curatieve behandeling). 
  2. Mensen die niet meer geopereerd kunnen worden en die een behandeling krijgen om de ziekte af te remmen en klachten te verminderen (palliatieve behandeling).

Van de eerste groep is 50% van de mensen na vijf jaar nog in leven. Mensen bij wie de slokdarmkanker niet is uitgezaaid naar de nabijgelegen lymfeklieren hebben in deze groep de hoogste overlevingskans. Bij de tweede groep is dit percentage veel lager. De vijfjaarsoverleving van alle mensen met slokdarmkanker samen is ongeveer 20%. De overlevingskans van slokdarmkanker is de afgelopen jaren wel verbeterd. 

Behalve het stadium van de slokdarmkanker, zijn er ook nog andere factoren die van invloed zijn op de vooruitzichten. Voorbeelden hiervan zijn leeftijd, lichamelijke conditie en hoe je reageert op een behandeling. Je persoonlijke vooruitzichten kun je dan ook het beste met je behandelend arts bespreken. Ook voor een arts is het echter onmogelijk om met zekerheid te voorspellen hoe de slokdarmkanker zich bij jou zal ontwikkelen.

Follow up 

Na een behandeling van slokdarmkanker ontvang je nog een periode nazorg. Dit noemen we ook wel follow-up. Het doel van de nazorg bij slokdarmkanker is: 

  • Zicht houden op en behandelen van de gevolgen van de behandeling
  • Tijdig eventuele problemen ontdekken, bijvoorbeeld met de verwerking van de diagnose en ingreep
  • Psychosociale zorg bieden als dat nodig is
  • Klachten beoordelen die kunnen wijzen op de terugkeer van de ziekte

Na vijf jaar is de kans op terugkeer van de slokdarmkanker zo klein geworden dat het niet zinvol meer is om er standaard onderzoek naar te doen. Uiteraard kun je met vragen of met klachten altijd terecht bij je arts. 

Leven met slokdarmkanker

Leven met slokdarmkanker kan zorgen voor vervelende symptomen. Het is een angstige en onzekere periode en je kunt allerlei ongemakken ervaren, zoals misselijkheid, diarree of extreme vermoeidheid. 

Heb je slokdarmkanker dan kunnen zich aanvullend nog specifieke problemen voordoen, vooral als je een slokdarmoperatie hebt ondergaan. De klachten verschillen per persoon. We geven je graag wat tips bij deze verschillende klachten. 

Leven met slokdarmkanker

Leven met kanker is niet makkelijk. Het is een angstige en onzekere periode en je kunt allerlei ongemakken ervaren, zoals misselijkheid, diarree of extreme vermoeidheid. Ook kunnen zich onderstaande klachten voordoen: 

Een tumor in de slokdarm zorgt er vaak voor dat de slokdarm nauwer wordt. Dat kan leiden tot problemen met slikken en passageklachten. Passageklachten ontstaan als het eten niet goed meer kan zakken. Ook na een operatie waarbij de slokdarmtumor verwijderd is, kun je last hebben van passageklachten. Op de plaats waar de chirurg een nieuwe verbinding heeft gemaakt, kan littekenweefsel ontstaan. Dit heet naadstenose. Op die plekken is de doorgang voor voedsel nauwer. Heel soms ontstaan passageklachten ook doordat een verwijderde tumor weer terug is gekomen. Bespreek je klachten daarom altijd met je arts.

Het is mogelijk om littekenweefsel in de slokdarm op te rekken. Dit oprekken (dilatatie) gebeurt tijdens een endoscopie (kijkonderzoek). De arts brengt via de mond een flexibele oprekstaaf of een ballonnetje in de slokdarm en maakt zo de doorgang voor voedsel beter. Deze behandeling moet meestal een aantal keer herhaald worden.

  • Zit rechtop tijdens en na het eten
    • Door de zwaartekracht zakt het voedsel dan beter naar beneden dan wanneer je achterover zit of ligt
  • Kies voor zachte, smeuïge of vloeibaar eten, zoals:
    • Gebruik brood zonder korstjes
    • Kies voor smeerbaar beleg zoals hummus, smeerkaas of roomkaas
    • Kies yoghurt, kwark of maak pap
    • Kook de rijst of pasta goed gaar. Of pureer de aardappelen
    • Kies voor zacht, gaargekookte groenten zoals broccoli, bloemkool, courgette of bieten
    • Maak een gevulde maaltijdsoep met fijne stukjes. Of pureer alles goed door
    • Je kan ook alle maaltijd of ingrediënten fijnmalen met een staafmixer of blender
  • Eet rustig en kauw het eten goed
  • Wissel vaste en vloeibare maaltijden af
    • Neem bijvoorbeeld een bord pap, vla, yoghurt of soep tussendoor. Dit maakt eten minder vermoeiend en het zorgt ervoor dat je voldoende voedingsstoffen binnenkrijgt. Na een buismaagoperatie heb je minder maaginhoud, houd daar wel rekening mee!
  • Een diëtist kan helpen
    • Voor een uitgebreid en persoonlijk voedingsadvies kan je ook contact opnemen met een diëtist. Als het lastig is om op gewicht te blijven, kunnen dieetpreparaten en drinkvoeding een oplossing zijn. Bij hele ernstige passageklachten kan het nodig zijn over te gaan op gepureerde voeding. Een diëtist kan je hierin begeleiden.

Toch leuk en lekker eten bij ernstige passageklachten 

Eten is niet alleen iets dat moet. Het is ook een sociale bezigheid en het kan bovendien erg lekker zijn. Als je problemen krijgt met eten, is dat ontzettend vervelend. Niet alleen omdat je gezondheid erdoor achteruitgaat, maar ook omdat je kwaliteit van leven minder wordt. Deze tips kunnen je helpen om bij ernstige passageklachten eten wat leuker en lekkerder te maken: 

Het is makkelijk om al je eten tegelijk te pureren. Hierdoor is het eten echter niet meer herkenbaar en ziet het er onaantrekkelijk uit. Bovendien is de smaak dan anders en kun je minder goed proeven wat je eet. Maal daarom de afzonderlijke producten fijn en leg ze los van elkaar op het bord.

Kruiden als dille, bieslook en peterselie maken gemalen maaltijden aantrekkelijker en smaakvoller. Wees wel voorzichtig met scherpe specerijen.

Wissel koude en warme maaltijden en verschillende smaken af. Neem bijvoorbeeld een toetje (pudding, yoghurt of vla) na de warme maaltijd. Na een buismaagoperatie heb je minder maaginhoud, houd daar rekening mee.

Probeer de maaltijden zoveel mogelijk hetzelfde te houden als voorheen en creëer bewust een gezellige sfeer. Eet bijvoorbeeld met je gezinsleden aan tafel, zodat eten een sociale bezigheid blijft.

Bij slokdarmkanker kun je last krijgen van hinderlijk taai slijm. Dit slijm kan moeilijk worden doorgeslikt of weggehoest. Dit probleem is niet eenvoudig op te lossen. Soms is de enige mogelijkheid het slijm met een tissue uit de mond te halen. Veel mensen denken dat voeding verantwoordelijk is voor de slijmvorming. Het klopt dat na het drinken van bijvoorbeeld melk de mond plakkerig aanvoelt, maar voeding is bijna nooit de oorzaak van het hinderlijke taaie slijm. 

  • Kauw goed. Kauwen helpt om waterig speeksel aan te maken. Zo kan kauwgom kauwen zorgen voor meer speeksel. Ook friszure producten hebben dit effect. Pas wel op want bij gevoelige slijmvliezen kunnen deze producten te scherp zijn.
  • Slijm oplossen. De mond spoelen met koolzuurhoudend water of een zoutwateroplossing kan helpen om het slijm wat op te lossen. Ook kan het slijm verdund worden door meerdere keren op een dag te drinken.
  • Spoel je mond met water, thee of koffie na het drinken van melk. Zure melkproducten zoals karnemelk en (drink-) yoghurt geven een minder plakkerig gevoel. Ook vla en pap geven vaak minder klachten. Soms bevalt sojadrink beter dan gewone melk. 

Doordat een buismaag veel kleiner is dan een normale maag, kan er minder voedsel in opgeslagen worden. Hierdoor kunnen klachten ontstaan, vooral na het eten. Dit wordt ook wel het ‘syndroom van de kleine maag’ genoemd. Hoe vaak de klachten optreden en hoe erg ze zijn is per persoon verschillend. Klachten die kunnen ontstaan door een kleine maag zijn: 

  • Geen hongergevoel
  • Een verminderde eetlust
  • Een vol, opgeblazen gevoel na het eten
  • Misselijkheid 

Deze klachten kunnen al optreden na een kleine maaltijd. Veel mensen gaan daardoor minder eten. Dit is begrijpelijk, maar niet verstandig. Het is belangrijk dat het gewicht zo stabiel mogelijk blijft en dat je niet afvalt. 

Blijf energierijke maaltijden en tussendoortjes gebruiken, ook bij een kleine maag. Soms kan het nodig zijn om je voeding aan te vullen met bijvoorbeeld dieetpreparaten en drinkvoeding. Een diëtist kan je hierover adviseren. 

Bij een buismaagoperatie wordt de overgang van de slokdarm naar de maag, met het sluitspiertje, verwijderd. Door het ontbreken van dit sluitspiertje stroomt zure maaginhoud en gal makkelijker terug omhoog, vooral als je platligt of bij bukken. Met als gevaar dat maaginhoud in de luchtwegen terecht komt, wat kan leiden tot een longontsteking. Tijdens de operatie wordt bovendien een bepaalde zenuw, de nervus vagus, doorgesneden. Hierdoor komt eten en drinken sneller en in grotere hoeveelheden dan normaal in de dunne darm terecht. Dit kan leiden tot dumpingklachten.

Sommige mensen hebben na een slokdarmoperatie last van een vertraagde maagontlediging. Dat betekent dat het voedsel langer in de maag blijft dan nodig is. Klachten die dan kunnen ontstaan zijn: 

  • Misselijkheid
  • Overgeven na de maaltijd
  • Een drukkend gevoel ter hoogte van de borst
  • Een opgeblazen gevoel
  • Opboeren en oprispingen
  • Snel een vol gevoel hebben (snelle verzadiging)
  • Terugstromen van maaginhoud (reflux)

Tips om klachten van vertraagde maagontlediging te verminderen: 

  • Eet meerdere kleinere maaltijden
    • Eet liever niet drie grote maaltijden, maar verspreid de maaltijden over de dag. Eet in kleine porties zo’n zes tot negen keer per dag. Een diëtist kan je helpen een volwaardig voedingspatroon samen te stellen.
  • Eet niet te veel vet ineens
  • Eet rustig en kauw goed
  • Eet zo min mogelijk gasvormende producten
    • Als je last hebt van verstopping en een opgeblazen gevoel kan het helpen om zo min mogelijk gasvormende producten te eten. Gasvormende producten zijn onder andere koolsoorten, uien, prei, knoflook, radijs, peulvruchten, sojabonen, zemelen en noten.
  • Medicijnen
    • Bij ernstige klachten kan je arts medicijnen voorschrijven, die de maagontlediging stimuleren.

Dumpingsyndroom – te snelle maagontlediging 

Met het dumpingsyndroom worden klachten bedoeld die ontstaan na een te snelle maagontlediging. Het dumpingsyndroom is vrijwel altijd het gevolg van een operatie, waarbij (een deel van) de maag is verwijderd. Dumpingklachten kunnen meteen na de operatie ontstaan, maar ook pas na verloop van tijd. Lang niet iedereen krijgt te maken met deze klachten. Er zijn twee ‘soorten’ dumpingklachten die op kunnen treden. Sommige mensen hebben last van beide, maar ze kunnen ook los van elkaar voorkomen. 

Dit zijn de klachten die vrij snel na de maaltijd optreden (ongeveer na een half uur). Deze klachten ontstaan doordat voedsel in te grote brokken in de dunne darm terechtkomt. Normaal gesproken wordt voedsel in de maag eerst goed fijngemalen en gekneed. Vervolgens wordt het in kleine porties tegelijk doorgegeven aan de dunne darm. Doordat (een deel van) de maag er niet meer is, komt het voedsel in grote hoeveelheden tegelijk in de dunne darm terecht. Deze sterk geconcentreerde voeding trekt in de dunne darm veel vocht aan. Dit vocht wordt onttrokken aan de omliggende bloedvaten. Soms wordt wel drie tot vier liter aan het bloedvatenstelsel onttrokken. Hierdoor kan je last krijgen van: 

  • Een vol en opgeblazen gevoel
  • Buikpijn en darmkrampen
  • Diarree 

Bovendien kan je bloeddruk dalen, doordat zoveel vocht onttrokken wordt aan je bloedvaten. Als gevolg van deze bloeddrukdaling ontstaan klachten als: 

  • Hartkloppingen
  • Duizeligheid
  • Een gevoel van zwakte
  • Sufheid

Deze klachten ontstaan zo’n anderhalf tot twee uur na de maaltijd. Normaal gesproken blijft het eten twee tot drie uur in de maag, waar het wordt fijngemalen en gekneed. Het wordt vervolgens in kleine porties afgegeven aan de dunne darm, die op dat moment klaar is voor het voedsel. 

Late dumpingklachten ontstaan, omdat de dunne darm nog niet klaar is voor de voedselbrij. De voedselbrokken zijn nog te groot en komen veel sneller in de darm dan normaal. Door deze versnelling zijn de aanmaak van insuline door de alvleesklier en de stijging van de bloedsuikerspiegel door het eten, niet meer op elkaar afgestemd. Deze situatie lijkt op een suikertekort (hypo) bij mensen met diabetes (suikerziekte). Hierdoor kan je last krijgen van: 

  • Zweten (‘koud zweet’)
  • Een onrustig gevoel en trillen
  • Duizeligheid
  • Geeuwhonger
  • Hartkloppingen
  • Flauwvallen en slap voelen
  • Concentratieproblemen 

Tips bij dumpingklachten 

De volgende (voedings)adviezen kunnen dumpingklachten verminderen en zelfs voorkomen: 

  • Eet rustig en kauw goed
  • Gebruik zes tot negen kleine maaltijden verdeeld over de dag
  • Verdeel het vocht dat je drinkt goed over de dag
    • Drink niet of weinig bij de maaltijden. Voedsel spoelt dan namelijk nog sneller naar de dunne darm.
  • Gebruik zo min mogelijk ‘snel opneembare’ suikers.
    • Zoals ‘gewone’ suiker en vruchtensuiker. Gewone suiker zit bijvoorbeeld in snoep, ijs, koeken en gebak. Deze suikers worden vooral in vloeibare vorm extra snel opgenomen. Gebruik daarom weinig of geen frisdrank, oploslimonade en vruchtensap.
  • Twee stuks fruit
    • Vers fruit wordt meestal goed verdragen, maar eet niet te veel fruit. Per dag wordt aanbevolen 2 stuks fruit te eten voor de nodige hoeveelheid vitamines en mineralen.
  • Ga bij ernstige klachten even liggen na de maaltijd.
  • Diëtist
    • Als je veel last hebt van dumpingklachten, kan het moeilijk zijn om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen. Een diëtist kan je dan adviseren en helpen op gewicht te blijven. 

Bij een buismaagoperatie wordt de normale overgang van de slokdarm naar de maag verwijderd. Het sluitspiertje dat hier normaal gesproken zit, wordt dan ook weggehaald. Hierdoor kan maaginhoud makkelijk terugstromen (reflux). Veel mensen hebben na een slokdarmoperatie last van oprispingen en het omhoogkomen van maagzuur en gal. Je arts kan verschillende medicijnen voorschrijven die deze klachten verminderen. 

Tips bij Reflux 

  • Zorg dat je ‘s nachts niet helemaal platligt
    • Gebruik enkele kussens of zet de hoofdsteun van je bed iets omhoog (in een hoek van 30 graden) als je gaat slapen
  • Draag geen knellende kleding of riemen ter hoogte van je maag
  • Zak door je knieën als je moet bukken. Buig niet voorover
  • Zorg voor een gezond lichaamsgewicht
    • Overgewicht kan de druk op de buik vergroten waardoor de klachten verergeren.
  • Voorkom verstopping
    • Zorg voor een goede stoelgang. Verstopping (obstipatie) kan de druk in de buik vergroten, waardoor de klachten verergeren. Je kunt verstopping voorkomen door gezond en vezelrijk te eten, tenminste 1,5 tot 2 liter vocht te drinken en regelmatig te bewegen. Ook is het belangrijk dat je direct naar het toilet gaat als je aandrang hebt.
  • Eet niets meer twee tot drie uur voordat je gaat slapen
  • Voorkom overvulling van je buismaag
    • Eet liever niet drie grote maaltijden, maar verspreid je maaltijden over de dag en eet in kleine porties zo’n zes tot negen keer per dag. Zo voorkom je dat de buismaag te vol wordt en maaginhoud terugstroomt. 

Normaal gesproken zorgt ons lichaam voor een voorraad vitamine B12, die genoeg is voor enkele jaren. Maar na een buismaagoperatie, kan de opname van vitamine B12 verstoord zijn en wordt deze voorraad niet meer aangevuld. Ook het lang gebruiken van maagzuurremmers kan de opname van B12 verstoren. Bij ernstige klachten kan je B12 injecties krijgen. De arts kan daarover meer vertellen. Vitamine B12 te kort leidt onder andere tot bloedarmoede, stoornissen in de zenuwen van de benen en ontsteking van de slijmvliezen. Ook kan te weinig vitamine B12 leiden tot ernstige vermoeidheid, minder concentratie, depressie en uiteindelijk tot bloedarmoede.

Patiëntenvereniging

De patiëntenvereniging SPKS leven met maag- of slokdarmkanker richt zich op alle mensen met maag- of slokdarmkanker. De belangrijke activiteiten van de SPKS zijn: 

  • Voorlichting
  • Lotgenotencontact 
  • Belangenbehartiging van patiënten

De SPKS heeft hiervoor verschillende communicatiemiddelen, zoals de website en een verenigingsblad. Ook organiseren zij, of zijn betrokken bij verschillende bijeenkomsten.

Veelgestelde vragen over slokdarmkanker

Hier vind je de meest gestelde vragen over de slokdarmkanker. Wij kunnen geen persoonlijke medische adviezen geven en hebben geen artsen in dienst. Voor specifieke vragen is het advies om contact op te nemen met je (huis)arts.

Dit doet MDL Fonds voor slokdarmkanker

MDL Fonds zet zich in om slokdarmkanker te voorkomen, te bestrijden en de gevolgen ervan voor patiënten te verminderen. Dit doen wij onder andere door middel van voorlichting en vroege opsporing.

We financieren op dit moment verschillende onderzoeken naar slokdarmkanker.

Kies frequentie
Kies bedrag
Ik hoop met mijn onderzoeken eraan bij te dragen dat uiteindelijk meer mensen zullen overleven, met een goede kwaliteit van leven.’
prof. dr. Hanneke van Laarhoven

Colofon

Deze informatie is geschreven door het MDL Fonds.

In samenwerking met:
Living With Hope Foundation (LWHF)
Dutch Pancreatic Cancer Group (DPCG)

Bronnen:
NKI

Laatst herzien:
Februari 2018

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Ontvang maandelijks nieuws en info over een gezonde buik.

Dit veld is verborgen bij het bekijken van het formulier
Dit veld is verborgen bij het bekijken van het formulier
JJJJ dash MM dash DD